Duck Soup (1933)
De regering van het ministaatje Freedonia klopt voor de zoveelste keer aan bij de rijke weduwe Teasdale. Het land heeft opnieuw geld nodig, voor een belastingverlaging deze keer. Teasdale zucht even, en stelt dan haar voorwaarden: het oude bestuur moet buiten, en er zal een nieuw bewind komen onder leiding van Rufus T. Firefly (Groucho Marx). De ministers maken daar vreemd genoeg geen enkel probleem van en de volgende dag is Firefly de nieuwe president van het land. Maar er is een kaper op de kust: de dictator van een naburige staat wil Freedonia annexeren, en ziet een huwelijk met Teasdale als de meest eenvoudige manier om dit te bereiken. Jammer genoeg krijgt de weduwe het op haar beurt eerder warm van Firefly. Ach, de liefde. Altijd problemen. De ruzie tussen Firefly en zijn rivaal loopt op, en brengt de vrede tussen hun landen zelfs in gevaar.
Vergeet nu maar alles wat hierboven staat. De volledige setting, de plot en de rollen zijn volledig bijkomstig in een film met de Marx Brothers en dienen gewoon als achtergrond voor een zestig minuten durend spervuur van grappen en gecontroleerde chaos. Dit is ook het geval in Duck Soup, de laatste van vijf features die de theaterlegendes mochten maken voor Paramount. Of toch niet? Tussen alle gekheid door, horen we in deze film voor het eerst ook een Kritische Stem. De broertjes maken niet alleen een karikatuur van dictatoriale leiders die hun land meeslepen in een zinloze oorlog, maar nemen eigenlijk iedere vorm van politiek bestuur op de korrel. “If you think this country's bad off now, just wait till I get through with it”, zingt Groucho in zijn eerste minuten als president.
Ook de conventies van de Hollywoodfilm krijgen het hard te verduren onder het anarchisme van de Marx Brothers. Een entertainmentfilm zonder een sterke soundtrack en een flink dozijn danseressen was bijna ondenkbaar in de jaren dertig. Geen probleem voor het viertal: de genodigden op Firefly's welkomstfeest barsten spontaan uit in zang en dans, maar wanneer het volkslied zijn bombastische hoogtepunt bereikt en de eregast zijn entree moet maken, blijkt dat deze nog in bed ligt. Weg climax. Groucho vindt er ook heel wat plezier in om de illusie van de film te doorbreken. Af en toe kijkt hij de camera in en richt hij zich rechtstreeks tot het publiek. In Animal Crackers, een film van drie jaar eerder, legt hij de actie in een scène zelfs volledig stil om een monoloog af te steken tegen de toeschouwer – ongehoord in die tijd.
De Marx Brothers beoefenen twee vormen van humor tegelijk. De slapstick van Chico en Harpo is enorm fysiek; eens goed op dreef kan het duo haar toevallige tegenstander (in dit geval: een pindaverkoper) helemaal tot waanzin drijven met een reeks perfect gecoördineerde bewegingen. Het surrealistische circusdenken van Harpo is later een enorme inspiratiebron geworden voor cartoons als Looney Tunes. Hier tegenover staat het verbale geweld van Groucho, die ook in deze film oneliners, woordspelingen en net iets te ver doorgetrokken redeneringen uitgutst als een net gesprongen waterleiding. Ad rem krijgt een nieuwe betekenis eens je de Meester aan het werk hebt gezien.
Duck Soup is een briljante film, maar er bestaat een grote kans dat je er zelfs na deze recensie helemaal niets aan vindt. Vijfenzeventig jaar is een lange tijd, en ons gevoel voor humor is sterk geëvolueerd sinds het vaudevilletheater op Broadway. Ondertussen hebben we I Love Lucy gezien, en Seinfeld, en The Office. Toch valt de invloed van de Marx Brothers niet te onderschatten. Zonder Groucho was er bijvoorbeeld nooit een Woody Allen geweest, die trouwens geen enkele moeite doet om zijn bewondering voor de broertjes weg te steken. Kijk maar eens naar de chaotische romantische musical Everyone says I love you (1996), die volledig is opgebouwd uit verwijzingen naar Horse Feathers en Animal Crackers. Hoe meer films van de Marx Brothers je bekijkt, hoe meer je zal begrijpen van alle comedy die sindsdien is gemaakt. Begin maar met Duck Soup.